HZO zorgt voor een feestelijk lentegevoel
Jeanette Vergouwen-de Caluwe
Het Zeeuws Orkest (HZO) startte vrijdag 15 maart in het Scheldetheater in Terneuzen met de serie Voorjaarsconcerten. Er zijn nog uitvoeringen vandaag en morgen Goes en Middelburg.
Het vergt moed om een van de (lange) symfonieën van Anton Bruckner te programmeren, maar HZO gaat de afgelopen jaren geen uitdaging meer uit de weg. Dirigent Ivan Meylemans en de musici waren er klaar voor. Er is duidelijk keihard gewerkt om een van de mooiste symfonieën, de vierde, te spelen. Heerlijk romantisch, compact en zelfs een beetje pompeus.
Wat combineer je nu met deze grootse en stevig doorgewerkte compositie waarin de thema’s vaak herhaald worden. HZO koos voor twee korte 20ste-eeuwse werken. Dirigent Meylemans merkte humoristisch op: ‘deze keer spelen we werken van drie componisten die helemaal niets met elkaar te maken hebben en ze hebben alle drie een heel eigen stijl.’
Dansen uit Galánta van Zoltán Kodály (1882-1967) bevat zwierige muziek die gebaseerd is op Hongaarse volksliederen. Kodaly koesterde een diepe wens: alle harmonische, ritmische en melodieuze elementen uit de volksmuziek van zijn land te verwerken in zijn composities, zodat het publiek deze Hongaarse levenslustige en blije muziek zou leren kennen. De dansen zijn gebaseerd op zigeunermuziek en wisselend bam tempo. De beginmelodie werd heerlijk zwoel gespeeld door de cello’s, daarna waren enkele vrij virtuoze passages te horen, ze werden mooi en energiek geblazen door fluit, klarinet en hobo. De levendige interpretatie kwam vlot en heerlijk over.
Cantus in memoriam of Britten van de in 1935 in Estland geboren Arvo Pärt is totaal andere muziek. Pärt is de man van de tinninnabuli stijl die heel minimalistisch en spiritueel overkomt. Zijn muziek is rustgevend en uitgebalanceerd. Zijn bewondering voor de Britse componist Benjamin Britten komt goed uit in dit werk voor strijkorkest en klok (gespeeld op een buisklok die als doodsklok dienstdoet). Juist de eenvoud, de zuivere klanken en de opbouw van zacht naar luider in het thema gebracht door de strijkers, zorgen voor een rustgevend en troostrijk gevoel.
Na de pauze zat iedereen op het puntje van zijn stoel. Anton Bruckner (1824 – 1896), de verlegen man die eindeloos zijn thema’s herhaalde en bewerkte, was een muzikale toparchitect. Als ik Bruckner beluister, moet ik altijd denken aan de man die kilometers zwom in de Donau om daarna weer fris en energiek zijn composities te herwerken.
Bruckner zelf noemde De vierde Symfonie in Es ‘De Romantische’. Romantiek, mystiek en gevoel voor de natuur zijn absoluut aanwezig. Alle klankkleuren van de instrumenten komen aan hun recht. Bruckner trekt als organist alle registers open. En geeft de hoorns een extra (moeilijke) inbreng.
Direct al in het Allegro molto moderato, dat vol passie en niet te snel moet gespeeld worden, presenteerde de hoorn een schitterende melodie. Heerlijk was de inbreng van de altviolen en spits klonk het samenspel tussen de verschillende houtblazers, vrolijke vogelachtige geluiden waardoor je een echt voorjaarsgevoel kreeg.
Het Andante quasi Allegretto begint met een soort treurmars, melodieus en somber. Het zangerige thema werd prachtig gestreken, met pizzicato begeleiding. De musici speelden uiterst geconcentreerd. Na vele modulaties en herhalingen volgde een vredig slot.
In het Scherzo wordt een jachttafereel uitgebeeld. Strijkers en hoorn krijgen bijval van de koperblazers, alles klonk triomfantelijk. Het contrasterende Trio met een ontspannen landelijke sfeer werd mooi gebracht door de houtblazers.
Knap van het HZO dat ze de spanning vasthielden in de Finale. Het slotdeel met een mysterieus begin bloeide open. De vele melodieuze fragmenten kwamen goed uit de verf.
Een pluim voor de dirigent en ook een voor de grote inzet van de musici.